De vroede vaderen moeten danig geschrokken zijn, want hun antwoord luidde kort en bondig: "Ten dien aanzien moeten Burgemeester en Wethouders verklaren dat de inwilliging van dit verzoek naar hun gevoelen, strijdig met de Wet (art. 410 van het Wetboek van Strafrecht) en bovendien ook uit verschil/enden hoofde. minder wenselijk zou zijn te achten; weshalve zij, al mochten zij daartoe bevoegd zijn, geen vrijheid zouden vinden te adviseren om Gemeente lokalen daartoe beschikbaar te stellen."
Twintig jaar later volgde een soortgelijk verzoek van een andere deftige club tot het in erfpacht afstaan "aan de te stichten Vennootschap 'Casino' voorden tijd van 99 jaren een strook duingrond ter grootte van 5000 M2 gelegen aan de westzijde van de Wassenaarsestraat tussen de villa Mess en Hotel Garni, om daar te stichten een
casino met theater en aangrenzende tuin".
Waarschijnlijk kregen deze initiatiefnemers de overtuiging dat hun verzoek kansloos was, althans het werd ingetrokken en omgezet in een verzoek tot de exploitatie van een "skating-rink" (sic).
Toen tijdens de zitting van de Haagse gemeenteraad van 25 januari 1883 het verzoek van de oprichters van de Maatschappij Zeebad Scheveningen tot het oprichten van het Kurhaus in behandeling kwam, sloeg, om een tijdgenoot te citeren, "den zwak moedigen de schrik om het hart. Enkele leden hadden op het plan voor het nieuwe Kurhaus een lokaal zien aangeduid als 'sociƫteit'. Zij vreesden dat het Kurhaus in een formeel speelhol zou ontaarden en dat het fatsoenlijk publiek daarom Scheveningen zou mijden."